|
||||||||
|
Na 12 jaar klassieke piano studie ontdekte Geoffrey Fiorese in 2006 de jazz, hij begon een studie aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel, slaagde cum laude in 2017 en na zijn briljante concert dat hij gaf ter gelegenheid van zijn afstuderen met zijn big band, ontving hij de Toots Thielemans Jazz Award. Geoffrey speelt in verschillende groepen zoals het Geoffrey Fiorese Tentet waarmee hij het album “Dance, Blue Lady” maakte, zijn Big Band en “Terpsichore” een quartet dat geïmproviseerde muziek maakt en hier is te horen. Dit is het eerste album van de groep, de naam is die van een van de negen muzen uit de Griekse mythologie. Haar naam betekent “Zij die graag danst”, ze is dan ook de muze van de dans en de lyrische poëzie en ze is de beschermvrouwe van het koor, haar attribuut is de lier. Geoffrey speelt een belangrijke rol in de Belgische jazzscene als pianist maar ook als componist zoals bij het Brussels Jazz Orkest. De groep bestaat uit Fiorese op piano, Sylvain Debaisieux op tenorsaxofoon, Jordi Cassagne op contrabas en Theo Lanau op drums, op 5 nummers is Antonin Tri-Hoang te horen op altsax. Alle nummers zijn geschreven door Fiorese behalve “Divan dans les Feuilles” en “Canapé de la Rivière” door Jordi Cassagne en “Genèse” waarvoor de hele groep verantwoordelijk was. Het openingsnummer “Divan dans les Feuilles” begint met wat aarzelende piano akkoorden waarna de andere instrumenten invallen, het is een bijna voorzichtig muzikaal aftasten. In “Danse 4” is er een staccato ritme dat word onderhouden door de drums en de piano en daaroverheen soleert de sax, fraai. In “Transition” is Fiorese solo te horen met sereen pianospel, heel ingetogen en mooi. In het vrij lange “Danse 3” is er sprake van een intro met statig tenorspel waarna het na een kort intermezzo van de bas voert tot een gedragen samenspel waar Debaisieux met zijn geluid herinneringen oproept aan de hoogtijdagen van Gato Barbieri. In het nummer “Genèse” gaat het meer richting free jazz zonder dat het een piep-knor festijn wordt, het blijft allemaal keurig binnen de lijntjes . “Danse 2” is dan weer een vrolijk voort huppelend dansje. Ook in “Canapé de la Rivière” zit een muzikaal motiefje dat je niet meer uit je hoofd krijgt, volop afwisseling dus op dit album. Want in “Danse 6” wordt de luisteraar getrakteerd op een perfecte imitatie van een krijsende kip door Tri-Hoang op zijn altsax. Het album sluit af met een van de mooiste composities op dit debuutalbum, het is het uiterst gevoelvolle “Dernier Chagrin” met twinkelend pianospel en fluisterend tromgeroffel en zacht zoevende saxofoons. Een fraai afscheid van een indrukwekkend album. Jan van Leersum
|